Met de regelmaat van de klok lees ik op facebook of in privé mailberichten verontwaardigde reacties op het kappen van bomen. Dat ligt zeer gevoelig. Mensen stellen zich ook vragen rond de online veiling van gevelde bomen. Ik stel iedereen gerust: de Provincie kapt geen bomen voor het financieel gewin. We kappen in de eerste plaats bomen omdat we streven naar gezonde bossen. Houtverkoop is geen doel op zich.

In een vorige blog had ik het al over het kappen van bomen in onze provinciedomeinen. En in het vragenuurtje van de provincieraad gaf ik onlangs nog eens tekst en uitleg over het kappen van exoten. Dat is geen modegril, zoals een provincieraadslid het stelde. Of misschien wel, maar dan is het een modegril die we graag volgen. De term modegril is eigenlijk al niet meer van toepassing in dit verhaal.  Het kappen van exoten zoals de Amerikaanse eik is immers ingeburgerd als beheermaatregel. Het gebeurt al enkele jaren. De resultaten worden ook stilaan zichtbaar: gezondere bossen, minder verzuring, meer biodiversiteit.

Over exoten zal ik het deze keer niet meer hebben. Enkel nog dit: het is niet zo dat we die bomen als kruisvaarders te lijf gaan. Vandaag is een gezond bos een inheems bos waar nog altijd 10% exoten mag gedijen. Sommige Amerikaanse eiken blijven dus gewoon staan of ze worden geringd. De stam wordt ingezaagd waardoor de boom geleidelijk afsterft. Als dode bomen geen gevaar vormen voor de veiligheid, laten we die ook gewoon staan (!) of liggen. Ze dienen als biotoop voor vleermuizen, zwammen of insecten. In die optiek is het trouwens goed dat wandelaars hun waarnemingen doorgeven. Bij de selectie kappen of niet kappen, spelen die waarnemingen wel degelijk mee.

Vandaag beheren we als Provincie ruim 2000 hectare natuurdomein. Voor al deze domeinen worden natuurbeheerplannen opgemaakt. Het plan houdt rekening met wat Europa en Vlaanderen opleggen als natuurstreefbeelden. Vele van onze domeinen liggen in Natura2000-gebied en daar gelden specifieke beheermaatregelen. Bij de opmaak gaan we niet over één nacht ijs. Er worden zoveel mogelijk actoren betrokken, zoals Agentschap Natuur en Bos, Natuurpunt, lokale besturen, landbouwers, … Terreinbezoek, inventarisatie, historisch en ecologisch onderzoek resulteren uiteindelijk in een lijvig document dat de beheermaatregelen voor 20 jaar vastlegt.

Een natuurbeheerplan streeft in de eerste plaats ecologische doelstellingen na maar er zijn ook sociale en economische parameters. Welke maatregelen nemen we inzake toegankelijkheid? Waar komen er speelpleinen en wandelpaden? Hoe organiseren we bos- en landbouw in onze provinciale domeinen? Het economische aspect omvat ook houtproductie en -verkoop. In het beheerplan wordt het kap- en dunningsbeleid vastgelegd. Kappen gebeurt sowieso slechts om de twaalf jaar. Dunningen vinden om de zes jaar plaats.

Onlangs kreeg ik een vraag over de online veiling van gekapte bomen. Zo een online verkoop voedt blijkbaar de perceptie dat we onze bossen zien als wingewesten voor houtproductie. Die tijden zijn echter allang voorbij. Het online aanbod bestaat uit een beperkt volume hout dat aangeboden  wordt na dunningen en snoeiwerken. Bij stormschade moeten omvergevallen bomen soms verwijderd worden omwille van de veiligheid. Ook deze exemplaren worden te koop aangeboden.

De opbrengst van zo een verkoop bedraagt op jaarbasis tussen de 20 à 80.000 euro. Die inkomsten zijn zeer relatief ten opzichte van de totale onderhoudskost van onze provinciale domeinen. Het verkochte hout vindt zijn weg als constructiehout of brandhout. Ik heb daar wel een goed gevoel bij. Al ons hout heeft sinds 2013 het FSC label. Het certificaat is een erkenning voor de wijze waarop bosbeheer in de provinciedomeinen gebeurt. Duurzaamheid staat voorop. De Provincie sloot voor het behalen van het FSC-certificaat aan bij het groepscertificaat van het Agentschap voor Natuur en Bos.  

Elke Belg verbruikt gemiddeld 1 m³ hout per jaar, als grondstof voor constructies of als energiebron. Enkel een overheid kan zich nog permitteren om nu bomen te planten die pas na 50 jaar enige opbrengst geven. Ik zie het ook als een bijdrage aan het korte ketenverhaal. Als producenten van hier ons hout aankopen, dan moet er weer een stukje minder gerooid worden aan de andere kant van de wereld. Druppel op een hete plaat? Wellicht, maar we hebben daarin een voorbeeldfunctie. We willen houtexploitanten en houtverwerkende bedrijven in de regio stimuleren om op hun beurt dat label te halen.

Bomen kappen en bomen verkopen: het maakt deel uit van het bosbeheer. Het is zichtbaar, dus het wekt reacties op. Dat is goed, want het geeft ons de mogelijkheid om een en ander te kaderen. Minder zichtbaar is de manier waarop we kansen creëren voor onze bomen. Als je de volgende keer wandelt in het bos, let dan eens op de bomen met een blauwe of witte stip. Die markering wijst op een toekomstboom. Dat is een boom die alle kansen krijgt om door te groeien.

Als we een bosperceel van 1 hectare aanplanten, dan worden er ongeveer 3.500 boompjes geplant, netjes in rijen. Na enkele decennia worden in het perceel dunningen uitgevoerd. Het rijtjespatroon wordt doorbroken en er wordt ruimte gecreëerd voor de toekomstbomen. Zij bepalen het uitzicht van het bos. Vroeger werden bij dunningen ook kromme boompjes weggehaald of bomen met een minder mooie kruintop. Bij de toekomstboommethode mogen die blijven staan. Enkel boompjes die hinderlijk zijn voor de toekomstboom, worden verwijderd.

De toekomstboom, een woord om te onthouden! Bosbeheer is een boeiend verhaal. Voor je het goed en wel beseft, ben je twintig jaar verder en dringen nieuwe beheerplannen zich op. Zo is er nu één in de maak voor de Palingbeek. En straks (eind april) presenteren we een gloednieuw natuurbeheerplan voor domein Wallemote-Wolvenhof. Daarover meer in een volgende blog. Bekijk intussen ook zeker de mooie reportage over bosbeheer in onze provinciale domeinen. Daarin geven Erwin Verfaillie, beheerder provinciale domeinen en ikzelf nog wat meer tekst en uitleg.