De kievit staat op de rode lijst van meest bedreigde landbouwvogels. Met de patrijs is het ook niet goed gesteld. In 2019 stapten we mee in een Europees project om de habitat voor deze vogels te verbeteren. Na inventarisatie en monitoring op het veld is er nu het faunaplan. Het plan is gekoppeld aan beheersmaatregelen, ondersteund door natuur en landbouw. Een mooi voorbeeld van hoe dialoog kan leiden tot concrete samenwerking.

In oktober 2019 schreef ik een blog met de titel “Patrijs, akkervogel onder druk”, kwestie van de kat de bel aan te binden. Twee maanden later kreeg ons projectdossier Vlaamse én Europese steun. Dat we nu kunnen uitpakken met een faunaplan is het resultaat van jaren pionierswerk op het terrein.

In de regio van Stadlandschap ‘t West-Vlaamse Hart werd het probleem minutieus in kaart gebracht. Hoeveel nesten zijn er? Welke beheersmaatregelen hebben effect? Hoe krijgen we natuurliefhebbers, landbouwers, wetenschappers en jagers samen rond de tafel? Het leidde tot een grootschalige akkervogel-inventarisatie en tot een gebiedscoalitie waarin zowat alle belanghebbenden zijn vertegenwoordigd. Die twee fundamenten (cijfermateriaal én mensen die met elkaar in dialoog gaan) zijn nodig als je wil overschakelen naar een volgende stap: concrete actie.  

Tussendoor ook nog even een kleine toelichting bij de coverfoto van dit artikel: ik ging samen met projectcoördinator Roeland Vanlerberghe en landbouwer Martin Degang eens kijken naar een tussenstrook-biotoop. Deze werd niet gemaaid maar is blijven staan, als wintervoedsel voor de vogels. Je ziet, er worden ook nu al beheersmaatregelen genomen.

(lees verder onder de kaartjes met demogebieden)

De inventarisatie bracht aan het licht dat de regio Midden-West-Vlaanderen nu nog potentie heeft m.a.w. er zijn nog habitat-gebieden waar de bedreigde akkervogels voorkomen. Twee gebieden werden geselecteerd als toekomstige demogebieden: een regio rond Staden en een regio rond Ardooie-Pittem. In die demogebieden kunnen landbouwers een beheersovereenkomst afsluiten. Dat betekent dat ze een toelage krijgen om maatregelen uit te testen.

Een voorbeeld maakt het duidelijk. Een landbouwer engageert zich om een akkerrand van drie meter in te zaaien met een specifiek gras-kruidenmengsel. Die driemeter-strook is een ideale biotoop voor patrijzen en kievitten. En als je de vos wil verschalken – hij ruikt waar de vogels zitten – dan is drie meter beter dan één. Of: de landbouwer legt een kuikenvluchtstrook aan voor de kievitsjongen en gaat ermee akkoord om zijn akkerland later in te zaaien. De overlevingskansen van de kuikens gaan meteen de hoogte in.

Bij een geïntegreerde aanpak is er ook ruimte voor plaagbestrijding. In de regio worden groenten geteeld voor de diepvries-verwerkende bedrijven. Die willen zo min mogelijk residu’s van pesticiden in de groenten. Schadelijke insecten moet je dus op een andere manier trachten uit te schakelen. Een betere biotoop rond de akkers zorgt voor meer diertjes die zich te goed doen aan die insecten. Denk maar aan roofkevers, zwaluwen of onze kieviten. Bijen helpen dan weer bij de bestuiving. En zo kom je tot een ecologisch evenwichtiger systeem. En er is ook aandacht voor het weren van ongenode gasten zoals kauwen en kraaien. Door landbouwers nieuwe technieken aan te bieden om overlast tegen te gaan, zorg je voor een win-win. Iedereen tevreden!

(lees verder onder deze foto van kievitsjongen)

De landbouwers vragen om maatregelen die flexibel zijn. Het nieuwe provinciaal reglement is afgestemd op hun vragen maar het houdt ook rekening met de input van andere partners. Zo kom je tot een compromis: een éénjarige overeenkomst i.p.v. de gebruikelijke vijf jaar, maar met het engagement om het drie jaar na elkaar uit te testen. Want we moeten ook kunnen monitoren of de vogels zich effectief beter gaan settelen en of er minder uitval is bij de jongen. De landbouwer test het uit en krijgt bij de monitoring de hulp van vrijwilligers.

Straks worden de eerste beheersovereenkomsten afgesloten. Investeren in dialoog en goede samenwerking: het werpt zijn vruchten af. We moeten niet meer langsgaan om de landbouwers te overtuigen. Integendeel, ik hoor al in de wandelgangen dat de voorziene subsidies niet voldoende zullen zijn om het aantal aanvragen te dekken. Dit jaar en volgend jaar is er telkens 8.000 euro voorzien. In het derde jaar 4.000 euro.

Dankzij het Leaderproject krijgen we 65% teruggestort van Europa. Als straks de vraag veel hoger is dan de voorziene subsidies, dan mag dit eigenlijk geen belemmering zijn. Het gaat hier niet om monsterbedragen en het komt er nu op aan om zoveel mogelijk landbouwers bij het verhaal te betrekken. Ik zal indien nodig zeker pleiten voor extra middelen, ook al moeten we die dan als Provincie voor de 100% op ons nemen. Alleses voor de patrijs en de kievit!