De patrijzenjacht. Er is al veel over gesproken en geschreven. Ik wou wel eens weten hoe de jachtsector zelf omgaat met deze discussie. En welke inspanningen leveren de jagers om het patrijzenbestand in stand te houden? Ik ging op pad met jager Bart. We liepen de akkers af, op zoek naar patrijzen. De telling bepaalt de jacht.

Bart Coghe is voorzitter van de patrijzenwerkgroep van Wildbeheerseenheid ‘t Veld.  Een maand lang – van 15 augustus tot 15 september – is hij elke ochtend en avond op pad om de patrijzen in zijn revier of jachtgebied te tellen. In het voorjaar doet hij de oefening ook, maar dan om de koppels te tellen. Op het einde van de zomer heeft hij zo een goed zicht op het broedsucces van die koppels. 

Samen met Roeland, coördinator van Stadlandschap West-Vlaamse Hart, kabinetsmedewerker Enigo en chauffeur Bart stap ik in de 4×4 van Bart (de jager). Het wordt meteen duidelijk dat hij zijn jachtgebied door en door kent. Gewapend met verrekijker en jachthond rijden we naar de velden waar Bart dit voorjaar koppels patrijzen heeft gespot. De uitdaging bestaat erin om die terug te vinden en te tellen hoeveel jongen ze hebben voortgebracht.

Een maand tellen levert een vrij accuraat beeld op van de patrijzenpopulatie. Het aantal getelde patrijzen bepaalt hoeveel er in het jachtseizoen kunnen geschoten worden. Bart vertelt me dat ze niet jagen wanneer ze niet minstens 200 vogels tellen. Het zou nefast zijn voor de populatie en die willen ze net in stand houden.  

(lees verder onder de foto, ‘we doorkruisen de akkers’)

Vanuit de auto zien we de eerste patrijzen van de avond. Wanneer ze ons horen aankomen, verstoppen ze zich in de aanpalende maïs. Het zijn er vier. Wat verderop stappen we uit om een behoorlijk gigantische akker met graanstoppels af te lopen. We verspreiden ons over de breedte van de akker. De hond loopt voor en luistert bijzonder goed naar de fluittonen van zijn baasje. Patrijzen zien we niet op deze akker, maar wel een aantal hazen.

Volgens jager Bart hebben we maar enkele van de vele hazen gezien. Ze maken zich vaak heel klein en gaan met hun camouflagekleuren helemaal op in de omgeving. Wanneer een haas het op een lopen zet, moet de jager toch twee keer fluiten om zijn hond tot de orde te roepen. Het verwondert me dat de hond, gedreven door een oeroud jachtinstinct, toch aan één herinnering genoeg heeft. 

De telling gebeurt sinds een aantal jaar volgens een strikt protocol dat is opgesteld door het INBO. Bart heeft hieraan meegewerkt en is blij dat er nu een standaard is. Eén van de vele discussies over de betrouwbaarheid van de tellingen wordt zo toch wat getemperd.  

(lees verder onder de foto van een patrijs)

Tijdens onze tocht houd ik mijn ogen goed open in de hoop ook mijn bijdrage te leveren aan de telling. Veel verder dan een duivendrol kom ik niet. Ik ben gelukkig niet de enige die vals alarm slaat. Enigo denkt een fazant gezien te hebben, waarop Bart de remmen van zijn wagen dichtgooit en terugrijdt. Het blijkt een houtduif te zijn. “Met fazantallures”, volgens Enigo. 

De jagers leveren ook nog andere inspanningen om de soort op peil te houden. Door stroken in te zaaien met wildmengsels zorgen ze voor extra troeven in de habitat van de akkervogels. Patrijzen hebben struikgewas en ruigte nodig om zich te verschuilen en te broeden. In de winter overleven de vogels op zaden en granen. De kuikens leven dan weer van insecten en die vinden ze op en rond de planten. 

In de winter zijn er onvoldoende granen en zaden beschikbaar, dus zorgen de jagers ook voor voedselemmers. “Is dat niet wat artificieel?” vraag ik me luidop af. Volgens Bart kunnen ze niet anders. Er is te weinig natuurlijk aanbod om de populatie de winter door te helpen. Ook Bart ijvert voor een habitat die van nature robuust genoeg is voor de soort. De jagers willen zoveel mogelijk wildakkers  inzaaien. Maar hiervoor is grond nodig. Een wildakker brengt voor een landbouwer niets op, dus de mogelijkheden zijn beperkt.

Onderweg zien we pootafdrukken van reeën. Ik vind dat verrassend voor een regio als deze. Ze komen van over de autosnelweg, vanuit de richting Zwevezele-Wingene. Helaas vallen er onder de reeën ook heel wat verkeersslachtoffers. De jager pleit voor het hangen van wildspiegels. Die moeten een aankomende ree afschrikken op het moment dat er een auto nadert. Wanneer er geen auto’s zijn, kan de ree gewoon oversteken. 

Na onze telsessie nodigt Bart ons uit voor een drankje bij hem thuis. We praten nog wat na over deze interessante materie. Wat ik vandaag heb geleerd? Patrijzen tellen is geen sinecure, zoveel is zeker.  En dat je het zwart-witdenken ook bij de discussie over de patrijzenjacht beter achterwege laat. Een jager als Bart weet heel goed waar hij mee bezig is. Ik ben ervan overtuigd dat hij op een verantwoorde manier de jacht bedrijft.