Op een zeer warme zaterdagvoormiddag sprak ik af met de Kerkuilwerkgroep Westhoek, aan een boerderij in het Ieperse Vlamertinge. Samen met landbouwer Wim, ringer Serge en Isabel, coördinator van de Kerkuilwerkgroep, ging ik op pad om jonge kerkuilen en torenvalken op te sporen en te ringen natuurlijk. Zo’n gebiedsverkenningen zijn voor mij absolute hoogtepunten van mijn job. Je leert nieuwe mensen kennen en vooral, ik steek er telkens opnieuw heel wat van op waarmee ik nadien zelf aan de slag kan.

Na een korte kennismaking nemen we een vliegende start, het lijstje met locaties is immers indrukwekkend lang. Zelf ga ik mee naar vijf verschillende plaatsen. Eerste vaststelling: alle nestbakken hangen bij landbouwers die stuk voor stuk de natuur een warm hart toedragen. Boer en boerin houden hun bak duidelijk goed in de gaten en vertellen honderduit over het wedervaren van de ouders en hun broedsel. Dat de vogels ervoor zorgen dat de muizenpopulatie in bedwang wordt gehouden, is duidelijk niet meer dan een voordeeltje in de marge 😉.

Het valt me snel op dat de nestbakken best stevige constructies zijn, waar toch wat werk in kruipt. Blijkt dat Wim de handige Harry van dienst is. Hij vertelt me tot in het kleinste detail hoe hij te werk gaat, en vooral hoe hij met gezonde creativiteit probeert zo budgetvriendelijk mogelijk te werken. Want ook dat is duidelijk: hier zijn nog echte vrijwilligers aan de slag, die met een beperkt budget toch veel resultaat weten boeken. Want laat ons wel wezen, zonder de inzet van Isabel, Serge en Wim en met hen vele andere vrijwilligers, was de kerkuil wellicht uitgestorven in Vlaanderen. Eind jaren 70 van de vorige eeuw stond de vogel op de ‘rode lijst’ van met uitsterven bedreigde soorten. Uit wetenschappelijk onderzoek bleek toen dat een nijpend tekort aan broedgelegenheid hier de belangrijkste reden voor was. In de tweede helft van de jaren tachtig begonnen ze met het ophangen van nestkasten. Sindsdien lijkt het tij gekeerd, met actueel meer dan 1.000 broedparen in Vlaanderen.

(lees verder onder de foto – stop 1: kerkuilbak)

In een rommelige schuur nemen we een eerste stop, om er de kerkuilnestbak te controleren. Coördinator Isabel houdt een plank voor het invlieggat zodat de jongen niet ontsnappen. Ondertussen klimt Serge met een ladder via een landbouwkar naar de bak hoog in de nok. Daar zitten een drietal jongen in. Deze worden naar beneden gebracht om een ring te krijgen. Na een snelle foto met de jongen gaan ze terug naar de bak. Niet voor lang meer, vertelt Serge me. Door zijn ervaring als ringer kan hij ondertussen behoorlijk goed inschatten dat deze jonge kerkuilen weldra gaan uitvliegen. We waren dus net op tijd.

Ik leer dat de jongen na de geboorte gemiddeld 10 weken in de nestbak blijven. Niet meteen de properste plaats overigens, want een kerkuil broedt op een bedje van braakballen. Overigens is niet enkel broedgelegenheid van belang, er moet ook voldoende voedsel zijn. Ze eten vooral muizen, dus het aantal muizen in de buurt heeft een direct effect op de kerkuilenpopulatie. Bij een slecht muizenjaar worden er minder kuikens geboren. Isabel spreekt van een gemiddeld jaar als ze in hun deel van de Westhoek een dertigtal jongen kunnen ringen. Belangrijk is wel om de verschillende kerkuilnestbakken te spreiden, want de soort is territoriaal en daarom mogen ze niet te dicht in elkaars buurt leven.

(lees verder onder de foto – stop 2: torenvalkbak en het ringen)

Langs een weide, in een prachtige dreef met rode beuken, stoppen we voor een tweede keer. Daar hangt aan een oude elektriciteitspaal een nestkast voor torenvalken. De koeien trekken weg uit hun schaduw en kijken benieuwd naar wat we van plan zijn. Eens de ladder tegen de paal staat, horen we luid geroep van moeder en vader torenvalk. Ze zijn er niet gerust in, maar gelukkig vallen ze geen mensen aan. In de nestkast vinden we twee jongen.

Ook torenvalken eten vooral muizen en zijn daardoor afhankelijk van het aantal muizen om al dan niet kuikens te krijgen. Uniek aan de torenvalk is dat ze ultraviolet licht kunnen zien. Zo is het een makkelijke opdracht om muizen in een veld te spotten. Ze volgen gewoon de urine van de kleine knaagdieren.

(lees verder onder de foto – stop 2: enkele jonge torenvalken)

Aan de derde stop hangt een leuk verhaal vast. Enkele jaren geleden hadden uilen een nest gemaakt in de schuur van de landbouwer, door een gat in de isolatie te maken. Een van de jongen viel er op een keertje uit en de hond bleef maar blaffen naar de isolatieplaten. Zo ontdekten de eigenaars wat er gaande was en brachten ze het uiltje naar het vogelopvangcentrum in de buurt. Via het VOC kwamen ze in contact met de kerkuilwerkgroep en besloten ze een nestbak te installeren. Toen ik 1 van de uilen vasthield, zei de boer ‘Ik wist niet dat een uil een bril droeg’, waarop iedereen in lachen uitbarstte. Spijtig van het drukke schema, want iets zegt me dat het zeker een amusant gesprek was geworden.

(lees verder onder de foto – stop 3: kerkuilbak in stal en het ringen)

Op weg naar de vierde locatie spotten we enkele kieviten, een scholekster, wat hazen en een koppel nijlganzen. Die laatste soort zien mijn compagnons niet graag komen. Van nature komen nijlganzen hier niet voor, maar de soort werd in gevangenschap gehouden voor hun schoonheid. Door enkele ontsnappingen verspreidde de vogel zich helemaal over België en Nederland. Persoonlijk wist ik niet dat nijlganzen een gevaar vormen, maar ze zouden hun territorium fel verdedigen en schuwen daarbij agressie niet. Daarnaast durven ze ook de nesten en nestbakken van torenvalken te stelen om erin te broeden.

Eens in de schuur zien we dat er opnieuw een nestbak voor kerkuilen hangt. Isabel is helaas net te laat om het gat dicht te houden en één van de jongen weet te ontsnappen. Er wordt nog gezocht naar de vogel, maar dit zonder resultaat: de vogel is echt gaan vliegen 😉.  Twee jongen blijven over in de nestbak. Ook zij zijn bijna volgroeid, want al hun dons is weg. Dat betekent dat de jonge kerkuilen dus gauw het nest gaan verlaten.

(lees verder onder de foto –  stop 4 met een kerkuil in de hand)

Onze laatste stop is opnieuw bij een torenvalkbak aan een elektriciteitspaal. De ouders zijn nergens te bespeuren en zijn wellicht op jacht. Hier treffen we 5 jongen aan en ze kunnen al flink kabaal maken. Een tijdje geleden vond de landbouwer een jong dat uit het nest was gevallen, maar hij plaatste het gewoon terug. Ze worden alle vijf geringd. Daardoor kunnen ze gemeld worden, ook als ze dood zijn. De afgelopen 30 jaar waren er zo 9.000 meldingen van geringde kerkuilen.

Ik beleefde een boeiende en leerrijke voormiddag met de Kerkuilwerkgroep Westhoek. Zoals ik al eerder zei, is het door de inzet van vrijwilligers en medewerkers dat soorten bescherming krijgen in West-Vlaanderen. Een dankjewel is wellicht niet genoeg, dus spoor ik iedereen (die het kan) aan om een gift te doen. Dit kan door een storting op BE55 7443 2915 5244 met vermelding ‘vrije gift kerkuilwerkgroep Vlaanderen afdeling Westhoek’. Dat ze zo nog vele jaren mooi werk mogen leveren voor de torenvalken en kerkuilen!