In de provincieraad kreeg ik een vraag over de bosuitbreidingsplannen in onze provincie. Men vreest dat er hiervoor landbouwgrond wordt opgeofferd. Het is niet mijn intentie om actieve boeren van hun grond te jagen. Er is in onze provincie nog 4000 hectare grond met ‘groene bestemming’, nog niet gerealiseerd. Laat ons in eerste instantie daarnaar kijken als we spreken over bosuitbreiding.

Ik begin deze blog met een positieve noot. Het doet me deugd dat de nieuwsbrief van de Vereniging Vlaamse Provincies ook effectief gelezen wordt. Daarin stond een quote van mij: “Ik ben normaal gezien niet echt een boomknuffelaar. Maar voor deze vierstammige kastanje nabij de Menenpoort in Ieper maakte ik graag een uitzondering. De komende jaren hoop ik met de provincie West-Vlaanderen een stevige duit in het zakje te kunnen doen wat bosuitbreiding betreft.”

(lees verder onder de foto)

Ik ‘knuffel’ de vierstammige kastanje, boom van het jaar.

Met de vierstammige kastanje is het intussen goed gekomen. De boom is uitgekozen tot “Boom van het jaar”. De gretigheid waarmee mensen deelnemen aan zo een publiekspoll bewijst nog maar eens de affiniteit die we hebben met bomen en bossen. Koppel dit emotioneel gegeven aan wetenschappelijke studies en je beseft waarom het draagvlak voor bosuitbreiding toeneemt. Bomen zijn cruciaal in de strijd tegen klimaatverandering, maar ze houden ons ook mentaal gezond. Er zijn nog -tig redenen waarom bossen belangrijk zijn. Lees het hier maar even na.

Over naar het tweede deel van de quote. Hoe engageer ik mij voor bosuitbreiding in onze provincie? Is er een uitgewerkt kader, zoiets als een West-Vlaams bosplan? Nee, dat is er niet. Er zijn voor mij als gedeputeerde (van klimaat, milieu, natuur, provinciedomeinen) wel voldoende concrete aanknopingspunten om me actief in te zetten voor die bosuitbreiding.

Bij bosuitbreiding gaat de discussie au fond altijd over de beschikbare ruimte. Hoe groot moet ons bosareaal zijn? Ik trap een open deur in, maar ik herhaal het toch nog eens: we zijn een bosarme provincie. Amper 2,3 % van de oppervlakte is bebost. We zullen dus een tandje mogen bij steken, want wij behoren tot de actieve partners in het recent goedgekeurde Bosplan van de Vlaamse Regering. En partnerschap betekent engagement.

(lees verder onder de foto)

Bosplan in vijf punten.

Dat bosplan van de Vlaamse regering is ambitieus: 4 000 hectare nieuw bos tegen 2024 en 10 000 hectare tegen 2030. Samenwerking, op alle niveaus, is het sleutelwoord om deze doelstelling waar te maken. Het bosplan is door alle meerderheidspartijen goedgekeurd. Die politieke wil moet zich ook lokaal manifesteren. Ik denk niet dat het de bedoeling is dat wij in West-Vlaanderen 0 hectare realiseren van de beoogde 4 000.

Het argument ‘we zijn bij uitstek een landbouwprovincie’ mag geen excuus zijn om het in West-Vlaanderen dan maar zo te laten. En nee, ik heb niet de intentie om de boeren van hun grond te jagen. Er is in West-Vlaanderen 4 000 (vierduizend!) hectare grond met het label ‘groene bestemming’, grond waarvan die bestemming op vandaag nog niet is gerealiseerd. Laat ons daarmee beginnen, met de concrete ontwikkeling van die bestemming. Dat zou ons al een heel eind ver kunnen brengen.

Ik kijk ook naar onze provinciale domeinen. Van de 2 000 hectare is 70% bebost. Uitbreiding en verdere ontwikkeling van deze domeinen is al sinds 1963 (jawel) onze ambitie. Dat ontwikkelingsbeleid steunt op vier pijlers: bescherming van de bestaande bossen (op Vlaams niveau mag men hier best wat meer op inzetten), de herbebossing, de openstelling voor publiek en het verwerven van bijkomende groen- en recreatiegebieden.

Een actief aankoopbeleid resulteert in een jaarlijkse gemiddelde uitbreiding van 30 hectare. De focus ligt natuurlijk niet enkel op uitbreiding van het bosareaal. We houden rekening met de biotopen en de diversiteit van het landschap. Een mooi voorbeeld is de uitbreiding van de Gavers. Van de 20 hectare is er 6 hectare bos. De rest is overstromingsgebied. Er worden ook zones voorzien voor jeugdkampen en natuurontwikkeling, of voor herstel van historische landschappen zoals in dit geval het meersenlandschap. Het is een en-en-verhaal.

(lees verder onder de illustratie)

Wie engageert zich voor hoeveel hectare?

Als provincie zijn we partner in de Bosgroepen (in West-Vlaanderen goed voor 800 leden en 5000 ha privaat bos). Ik ben zelf voorzitter van Regionaal Landschap Westhoek. Deze organisaties vormen een belangrijke schakel in de bosuitbreidingsplannen van de Vlaamse Regering. Met de Bosgroepen starten we nog dit jaar een werkgroep. Hier zetten we in op een aanzienlijke uitbreiding van het privé bosareaal.

En het moet niet alleen gaan over grootschalige bosuitbreiding. Een klein bosje draagt ook bij tot het geheel. We zetten onze schouders onder campagnes als ‘Klimaatbomen’, het initiatief van Bart Somers, specifiek gericht op steden en gemeenten. De doelstelling: één klimaatboom per inwoner. Met het Regionaal Landschap dienden we een project in waarbij we twaalf lokale besturen helpen bij de opmaak van een kansenkaart. We gaan na op welke openbare domeinen er bomen kunnen aangeplant worden. Een kleine enquête leerde ons dat al zeker de helft van de West-Vlaamse gemeenten zou willen deelnemen aan dit initiatief. Van lokaal draagvlak gesproken …

Ik hou dus wel van mondelinge vragen in de provincieraad. Het triggert me om de puntjes op de i te zetten. En ik durf afsluiten met een kleine randbemerking. Als het gaat over ‘knabbelen aan landbouwgronden’, wordt er steeds met de vinger gewezen naar de ‘bosuitbreiders’. Maar ik hoorde nog nooit een vraag over de ‘verpaarding’, de vele hectaren landbouwgrond die nagenoeg geruisloos in handen komen van de paardenfokkers. Dit is geen probleem, maar een uitdaging, een opportuniteit, stelt men dan.

Wie ben ik om dat te ontkennen? Misschien is het wijs om bij het uitwerken van een vraag rond bosuitbreiding de analyse ook eens op die manier te maken. Waar liggen de opportuniteiten? Wat zijn de positieve elementen van bosuitbreiding? Het zou de vaak overtrokken redenering van ‘bos ten nadele van landbouwgrond’ wel eens in een ander perspectief kunnen plaatsen.