Deze zomer trek ik op gebiedsverkenning in onze provincie. Tijdens de eerste etappe hield ik halt in de Ledegemse Meersen, domein Wallemote-Wolvenhof en de Vrijbosroute. De tweede sessie brengt me naar het uiterste noorden van de provincie: de Zwinregio.

We spreken af op de mooie markt van Damme, een toeristisch pareltje in het hinterland. Dat doet me eraan denken dat deze stad een van de eerste lokale besturen was die een eigen dienst voor toerisme heeft uitgebouwd. Zelf was ik – voor mijn functie als député – schepen van toerisme in Poperinge en die klik met het toeristische beleid is er nog altijd. Ik blijf een fervent voorstander  van de intergemeentelijke aanpak. Het samenvoegen van gemeentelijke diensten voor toerisme kan de slagkracht vergroten.

Het uitkijkplatform aan de rand van Damme. Gids van dienst is Tom Vermeersch, gebiedswerker bij de provincie.

Maar dit even terzijde. Ik zet mijn focus op de gebiedsverkenning, spring op de fiets en laat het pittoreske Damme achter me. Net buiten het centrum stoppen we aan een uitkijkplatform. Het valt me op hoeveel (weide)gronden er hier in beheer zijn van Natuurpunt. De vereniging levert schitterend werk, naar ik me laat vertellen in een opperbeste verstandhouding met het lokale bestuur en de landbouwers. Als je daarin slaagt, kan je overgaan tot de essentie van natuurbeheer.

In ons gezelschap ontstaat een gedachtewisseling over de toegankelijkheid van natuurgebieden: moet je overal dwars doorheen kunnen, of hou je vooral rekening met kwetsbare elementen en laat je enkel bezoekers toe aan de rand van het gebied? De Vlaamse overheid trekt meer en meer de kaart van het ‘struinen’. Wandelaars en lopers mogen zich vrij bewegen buiten de paden, door bossen en natuurgebieden.

Natuurpunt is voorstander om de meest kwetsbare delen van het natuurgebied te vrijwaren en het publiek langs afgelijnde paden te leiden. Ikzelf ben er nog niet uit. De discussie bewijst vooral  dat we te weinig robuuste natuurgebieden hebben. Het risico dat die onder de voet worden gelopen, is dan reëel, denk maar aan de (over)drukte op fiets- en wandelpaden in deze coronatijden.

We zetten onze fietstocht verder door de Zwinpolders. Typisch voor dit landschap zijn de stadswallen, dijken en aarden forten. Ons  provinciaal domein Fort van Beieren is een mooi voorbeeld. In het verleden kende de streek veel van die forten. Hier en daar worden deze landschapselementen terug in ere hersteld. Later op de dag zie ik hoe de provincie Zeeland en de gemeente Sluis hun oude stadswallen omtoveren tot een nieuw natuurgebied. Ik ben onder de indruk. Dit is het gevolg  van de goede ruimtelijke ordening bij onze noorderburen: het gebied buiten de stadswallen is quasi volledig open gebleven.

De oude stadswallen van Sluis, omgetoverd tot een prachtig natuurgebied met een fietspad dat er dwars doorheen loopt.

Maar ook aan onze kant van de grens doen we ons best: samen met het polderbestuur, de VLM, het ANB en de gemeenten Knokke-Heist en Damme hebben we al heel wat gerealiseerd en er staan nog enkele mooie projecten op de planning. De provincie is partner in het VLM-landinrichtingsplan Cantelmolinie. De Linie van Cantelmo is een Spaanse verdedigingslinie uit de 17de eeuw. Die bestaat uit een wal met gracht en redans (een driehoekige versterking van de wal). We willen de historische dijk opnieuw zichtbaar maken en inrichten als wandelpad. Op termijn moet het wandelpad een verbinding vormen tussen het Zwin-wandelnetwerk in Knokke-Heist en wandelpaden die vertrekken van aan de Damse Vaart.

De historische Cantelmolinie.

Ook voor andere dijken die deze streek rijk is, maken we beheer- en aanplantingsplannen op. Twee doelstellingen staan voorop: het historische landschap weer zichtbaar maken en het creëren van natuurverbinding. Zo zou het bijvoorbeeld mooi zijn als we het leefgebied van de boomkikker, die in de zwinbosjes leeft, kunnen uitbreiden tot aan de Damse Vaart. Wanneer ik later op de dag door het Nederlandse dijkengebied fiets, valt het me op dat ook de natuurverbinding bij onze noorderburen een aanzienlijk breder areaal inneemt dan de stroken zoals we ze bij ons kennen.

We passeren langs Monnikkenwerve. Ooit was hier een dorp met bijhorende haven. Nu rest er enkel nog een gebouwtje. Het verhaal van dit verdwenen dorp is volgend jaar het thema van een tentoonstelling in het Zwin Natuur Park. Ik kijk er nu al naar uit.

De fietstocht door de Zwinpolders eindigt rond de middag bij het Zwin Natuur Park. Ik mocht al enkele keren aanschuiven in het zelfbedieningsrestaurant van The Shelter en ook nu stelt deze zaak me niet teleur. Mosselen met friet, het kan smaken … en het geeft de nodige energie voor het namiddagprogramma: een wandel- en fietsexploratie doorheen de Zwinvlakte.

Ik ben vooral nieuwsgierig naar het verhaal van de Zwinuitbreiding. In februari 2019 werd de Zwinvlakte met 120 ha uitgebreid. Volgens Natuurpunt zijn de resultaten nu al indrukwekkend. Op aanraden van de wetenschappelijk medewerker van het Zwin hebben we speciaal deze namiddag gekozen, want het is springtij. Bij onze aankomst is de vlakte grotendeels droog. Wanneer we er even later langsfietsen op de internationale dijk staat ze grotendeels blank. Het water zorgt hier voor de unieke getijdennatuur. Wanneer het water wegtrekt, biedt zich een gigantisch buffet aan voor de vele vogels die hier komen foerageren.

De Zwinuitbreiding, om 14 uur.
De Zwinuitbreiding, om 16 uur.

Bijzonder interessante beestjes trouwens, die trekvogels. Sommigen onder hen slagen er gedurende vier jaar niet in om hun jongen succesvol groot te brengen. Overstroming en predatie zijn vaak de oorzaak. Maar plots komt er dan een jaar waarin alles meezit. Dat jaar brengen ze extra veel jongen groot, zodat de achterstand ruimschoots wordt goedgemaakt en de populatie op peil blijft. Bovendien kunnen die soorten, zoals de kluut, ook behoorlijk oud worden. Kansen genoeg dus om zich voort te planten. Of hoe de natuur voor alles een oplossing heeft.

Andere vogels zijn dan weer zo kieskeurig in het selecteren van hun nestplaats dat ze er een maand over doen om die te selecteren. In een straal van enkele honderden kilometers zoeken ze naar de meest geschikte plaats. Tijdens ons bezoek hebben we ook het geluk om de ‘zwinneblomme’ in volle bloei te zien. Lamsoor is de officiële naam van dit plantje en het is typisch voor de Zwinvlakte.

Bij de liefhebbers van de gastronomische keuken doet de naam lamsoor vast ook een belletje rinkelen.  Maar vergis u niet, de lamsoor op ons bord is niet de echte lamsoor. De blaadjes van echte lamsoor zijn vrij taai en daardoor niet eetbaar. Zeeaster daarentegen is een ook een zilte plant, met blaadjes die wel lekker zijn. In de keuken krijgt die de naam lamsoor. Kunnen jullie nog volgen? Bij deze heb je alvast wat inspiratie voor een boeiende tafeldiscussie!

Echte Lamsoor (Limonium Vulgare).
Zeeaster (Tripolium vulgare). De blaadjes worden als lamsoor geserveerd.

In Nederland verlaten we de internationale dijk. En weer een pluspunt voor de noorderburen: de fietspaden zijn hier toch een stuk breder dan bij ons. Op tweerichtingsfietspaden zijn hier ook de rijstroken aangeduid. Lijkt me erg handig. Misschien een idee voor de heraanleg van het fietspad langs de Damse Vaart?

Door het schitterende Nederlandse dijkenlandschap fietsen we verder naar Sluis, waar we ‘aantakken’ op de Damse Vaart en zo terugkeren naar ons startpunt. Onderweg maak ik me de bedenking dat de windmolens van Zeebrugge altijd op de achtergrond aanwezig zijn, maar op geen enkel moment storen. Misschien moeten we met zijn allen toch wat toleranter worden tegenover windmolens en hun inbedding in het landschap?

Eindconclusie van mijn fietsdag in de Zwinstreek? Ik voel bewondering voor de velen instanties die hier – zonder grootdoenerij en vaak vanuit de luwte – werken aan dit bijzondere landschap. Dijken, forten, verdedigingslinies, … er wordt goed voor gezorgd. Bovendien is het extreem rustig fietsen in dit gebied. Even bekruipt me het benauwde gevoel dat ‘mijn’ geliefde Westhoek toch enkele tanden zal moeten bij steken om haar koppositie als mooiste regio te behouden.