De toekomst vorm geven. Dat is wat een ambitieus politicus tracht te doen, elke dag opnieuw. Je bent het aan jezelf verplicht om permanent de oren en ogen wijd open te houden. Veel lezen helpt ook. Net als nu en dan eens over het muurtje kijken. Dit is het verslag van een oldskool studiereis. Geen exotische buitenlandse bestemming, maar de bus op, richting Limburg!

Ons reisdoel was dus die provincie waarvan men zegt dat ze het best te vergelijken is met West-Vlaanderen. Samen met een zeer ruime delegatie collega’s uit de provincieraad mocht ik dat proefondervindelijk gaan ontdekken. Onze Limburgse collega’s hadden een interessant programma voorbereid. Iemand moet hen verteld hebben dat West-Vlamingen harde werkers zijn. En dus mochten we al om 7.30 uur verzamelen voor een dagprogramma, het predicaat propvol meer dan waardig.

(lees verder onder de foto, Inge Moors)

Collega gedeputeerde Inge Moors schotelde ons na het ontbijt de twaalf werken voor die de provincie Limburg deze legislatuur wil realiseren. Twaalf werken, met één duidelijke rode draad. Ook in Limburg zijn ze ervan overtuigd dat het provinciebestuur de onmisbare en impactvolle schakel is tussen Vlaanderen en de lokale besturen. Opmerkelijk dat twee partijen – de ene de jongste tijd zelfs veel enthousiaster dan de andere – die in de Vlaamse Regering de provincies geregeld de duvel aandoen, in de praktijk toch hard geloven in het provinciale bestuursniveau. Onbekend maakt onbemind zeker?

Er viel mij tijdens de inleiding van collega Moors ook nog een andere constante op. Alleses waar ze in Limburg mee bezig zijn, is sterk gerelateerd aan economie. Niet dat wij dat in West-Vlaanderen niet doen, maar hier heeft het nog een andere dimensie. Het is niet zo moeilijk te verklaren hoe dat komt. De sluiting van de steenkoolmijnen, de teloorgang van Philips en het drama van Ford Genk laten tot op vandaag hun sporen na. De hoge verschillen in werkloosheidscijfers tussen Limburg en onze provincie bevestigen dit.

(lees verder onder de foto, fietsen door de heide)

Maar toegegeven, in Limburg zijn ze wel verdomd goed bezig. Je zou enigszins cynisch kunnen opmerken dat dit niet meer dan normaal is, als je weet hoeveel geld er sinds de sluiting van de mijnen naar Limburg werd versluisd. Wie dat zegt, doet onze Limburgse vrienden groot onrecht aan. Ze hebben veel geld gekregen. Maar ze hebben er vooral veel mee gedaan. Het lijkt bijna een moderne versie van de parabel van de talenten, Mattheus 25:14-30 😉.

Straks vertel ik jullie hoe ze dit met sterk publiek ondernemerschap voor elkaar gekregen hebben. Maar ik wil eerst nog even stilstaan bij die andere succesfactor: het Limburggevoel. Dat gevoel dat ervoor zorgt dat Limburgse politici, ongeacht hun kleur, altijd schouder aan schouder staan als er in Brussel op tafel geklopt moet worden. Links of rechts, blauw, rood of geel, als het over Limburg gaat, is dat allemaal bijkomstig. Het zal wel geen toeval zijn dat Limburg de enige provincie is met een eigen volkslied!

Daar kunnen we in West-Vlaanderen nog iets van leren. Van die eendracht bedoel ik, voor alle duidelijkheid. Het volkslied is wat mij betreft minder dringend …

Ik stel vast dat de centrumsteden Hasselt en Genk in behoorlijke harmonie met elkaar leven. In West-Vlaanderen heerst er een veel sterkere concurrentie onder onze vier centrumsteden Brugge, Oostende, Kortrijk en Roeselare. De meest recente illustratie van die stelling is de discussie over de regiovorming. In onze provincie koos 75% van de burgemeesters voor één West-Vlaamse referentieregio.

Toen de Vlaamse regering West-Vlaanderen toch in vijf gebieden opdeelde, was er niemand die protesteerde. In Limburg moest Bart Somers de gouverneur opleggen om net niet manu militari in te grijpen. De burgemeesters blijven er volharden in hun standpunt dat er maar één zaligmakende afbakening is en dat is de afbakening als één provincie.

De Limburgers hebben trouwens gelijk. Willen we meer West-Vlaamse slagkracht – ook in herverdelingsvraagstukken die de afbakening van de voorgestelde referentieregio’s overstijgen – dan moeten de neuzen in dezelfde richting staan. Met elk voor zich zullen we er niet geraken. En we hebben er niets bij te winnen als er binnen de grenzen van de eigen provincie drie, vier of vijf regio’s in Brussel met elkaar in concurrentie moeten gaan.

(lees verder onder de foto, Corda-campus)

Terug naar de Limburgers en hun aanpak. We krijgen een rondleiding op de Corda-campus in Hasselt. Hier gaf de Philips-fabriek ooit werk aan 5 000 mensen. Vandaag is het een volledig nieuw bedrijvenpark. Start-ups en scale-ups leven er samen met de grote jongens in perfecte symbiose. Er werken opnieuw meer dan 3 000 mensen en er wordt nog volop ruimte bij gecreëerd. Je voelt zo de positieve vibe die er hangt.

Gedeputeerde Tom Vandeput en algemeen directeur van POM Limburg Noël Slangen brachten ons het verhaal van SALK-Turbo. De sterkte van dit verhaal? 152 miljoen euro Europese transitiesteun, met daarbovenop een stevig inhoudelijk engagement van de Vlaamse regering én het geloof van heel veel lokale partners.  Onder het motto ‘Partners zoeken partners’ nemen ze de lead. Centrale sleutelwoorden: competitief, duurzaam, digitaal en inclusief.

Ik noteerde heel wat zaken tijdens het powerpointbombardement. Bij enkele uitspraken van Noël Slangen plaatste ik een stip: ‘Een economische transitie vergt vooral een mentale transitie, waarbij de overheid noodzakelijk is als trekker’. En dat het van belang is om ‘ook bij de overheid het uurloon van elke deelnemer aan een vergadering boven zijn of haar hoofd te blijven zien’.

(lees verder onder de foto, genieten van Limburgse taarten)

Ik was behoorlijk onder de indruk van de Limburgse prestaties en met mij vele anderen uit het reisgezelschap. De rollercoaster ging verder in stijgende lijn, met een inkijk in de werking van de Limburgse reconversiemaatschappij. Deze publieke investeringsmaatschappij heeft haar groeipijnen gekend en staat vandaag heel stevig in de schoenen. Gestart met 250 miljoen reconversiegeld na de sluiting van de steenkoolmijnen, bedraagt het eigen vermogen nu meer dan 435 miljoen euro. Met dit geld verstrekt LRM risicokapitaal aan Limburgse bedrijven die willen groeien. Ze investeren op die manier 60 à 70 miljoen euro per jaar in het Limburgse bedrijfsleven.

Met het rendement dat hierop geboekt wordt, keert LRM meer dan 300 miljoen euro dividend uit aan de enige aandeelhouder, het Vlaams Gewest. En nu komt het. Dit dividend wordt – volgens de afspraken uit 2008 – door Vlaanderen netjes doorgestort naar de Stichting Limburg Sterk Merk. Dit geld wordt opnieuw geïnvesteerd in maatschappelijk relevante projecten.

Een voorbeeld: de Limburgers investeerden maar liefst 120 miljoen euro in hun universiteit. Omdat ze beseffen dat het ontbreken van onderwijsinstellingen een grote bedreiging is voor de ontwikkeling van economische ecosystemen. Geen wonder dat het wegvallen van de persoonsgebonden provinciale bevoegdheden (cultuur, jeugd, welzijn, sport) geen grote impact had in Limburg. De stichting zet het werk gewoon verder.

De idee om een eigen publieke West-Vlaamse investeringsmaatschappij op te zetten, was tijdens de lunch hét onderwerp van gesprek. We zullen Vlaanderen wellicht niet zo ver krijgen om ook bij ons 250 miljoen euro op tafel te leggen. Maar misschien kan het ook met wat minder? En misschien hebben we Vlaanderen helemaal niet nodig? Echte antwoorden kwamen er nog niet op tafel. Maar het zaadje is wel geplant. En ook niet onbelangrijk: niemand stelt de prominente rol van de overheid in heel dit verhaal in vraag. Er is dus nog hoop voor zij die geloven dat er meer is tussen hemel en aarde dan de vrije markt 😉.

(lees verder onder de foto, Thorpark)

Na de lunch bezochten we het Thorpark, met blitzbezoeken aan Energyville en de mastercampus T2 van de VDAB. Van deze mastercampus komt er binnenkort ook een afdeling in Roeselare. Kristof Waelkens, die het in Roeselare in goede banen zal leiden, had zich de moeite getroost om ons in Limburg te verwelkomen. Een leuke verrassing die getuigt van engagement.

Eindigen deden we in Genk, op de voormalige Ford-site. Burgemeester Wim Dries ontpopte zich als een echte spraakwaterval en we lieten ons overdonderen door termen als Logistic Valley Flanders, het hart van de blue banana, extended gateway van Antwerpen en Zeebrugge, Port of Limburg en Genk Green Logistics. Om nog maar te zwijgen over de quintumtripel helix: het model waarbij aan het samenspel tussen universiteiten, industrie, overheid en publiek ook de component natuur wordt toegevoegd. Ik ben fan.

De burgemeester was bijzonder trots op de snelheid waarmee de Ford-site herontwikkeld werd. Hij maakte wat graag de vergelijking met Opel in Antwerpen en Renault in Vilvoorde. Het verschil tussen de drie? In Genk wist de Vlaamse overheid beslag te leggen op de grond. Op beide andere plaatsen bleef de grond privébezit.

Heel binnenkort kunnen op de voormalige Ford-site opnieuw 5 000 mensen aan de slag. Op de andere sites moet de reconversie nog beginnen. Voor wie nog twijfelt: opnieuw een bewijs dat een krachtige overheid echt wel nuttig en nodig is!