Levenslang leren is een basisrecht voor iedereen. Een goed opleidingsaanbod speelt in op de professionele en persoonlijke leerbehoefte van een bevolking. In een ruraal gebied als de Westhoek is dat niet zo evident. Het DNA van de Westhoek vraagt om een aanpak op maat. Daarom dienen we een motie in bij het Vlaams Parlement. We vragen een aangepast normenkader voor volwasseneneducatie in de Westhoek.

Stel: je woont in de Westhoek en je wil een slagersopleiding volgen. Je hebt geluk want een bekend warenhuis wil hiervoor samenwerken met een centrum voor volwasseneducatie (CVO). Het warenhuis heeft immers nood aan gekwalificeerde slagers die in de buurt wonen. Je schrijft je in, want het aanbod spreekt je aan. Je voelt een reële kans voor een job dicht bij huis. En je hoeft voor de cursus niet al te ver te rijden. Je telt af naar het begin van het cursusjaar. Maar als het puntje bij paaltje komt, krijg je te horen dat de opleiding niet doorgaat omdat er te weinig cursisten zijn. Drie teleurgestelde partijen: de cursist, het warenhuis en het CVO.

Het is jammer genoeg geen fictief voorbeeld. De opleiding tot slager werd effectief geannuleerd. Er moesten tien cursisten ingeschreven zijn en het waren er maar zeven. Pech dus. Waar knelt het schoentje? Het Vlaams decreet voor volwassenenonderwijs hanteert een financiële verdeelsleutel. Als je een bepaalde opleiding wil organiseren, dan moeten er voldoende cursisten zijn. Het aantal ‘noodzakelijke cursisten’ wordt bepaald door een formule: lesurencursist/deler, afhankelijk van het studiegebied. Klinkt als wiskunde en globaal gezien zal de formule wel werken.

Maar in dit Westhoekverhaal is het niet louter een wiskundige formule die mag doorwegen. De decretale deler houdt niet of veel te weinig rekening met bevolkingsdichtheid. Voor een ruraal gebied als de Westhoek is dat nefast. De regio is dunbevolkt. Daarbij komen nog de bereikbaarheid van de opleidingscentra en de infrastructuur. Een cursist zal geen uur rijden om een avondopleiding te volgen in een gebouw dat niet goed is uitgerust. En die cursist moet ook al niet rekenen op het openbaar vervoer om tot bij een CVO te geraken. Ik trek het nu wat op flessen, maar de realiteit spreekt me niet tegen.

(lees verder onder de grafiek)

De neerwaartse trend zet zich al enkele jaren door. Het inhoudelijk aanbod aan opleidingen verschraalt en ook het totaal aantal opleidingen neemt stelselmatig af. Logisch gevolg: het aantal cursisten duikelt mee naar beneden. In 2015 boden de drie CVO’s in de Westhoek nog 202 opleidingen aan. Dit jaar zijn dat er 151.

Een onderzoek naar het aantal unieke leerlingen per instelling leert dat we vijf jaar geleden nog mochten rekenen op 7 500 à 8 000 cursisten. In het schooljaar 2019-2020 waren dat er amper 6 300. Kleine positief intermezzo: de populaire opleidingen zoals Nederlands tweede taal, Informatie- en communicatietechnologie en Europese talen doen het wel nog goed. Maar de opleidingen voor slagers, bakkers en schrijnwerkers nemen af en zijn op sommige plaatsen al geschrapt.

Tegenover die realiteit staat de intentie van de Vlaamse regering om het levenslang en levensbreed leren fors te doen groeien. Ze riep 2021 uit tot het ‘jaar van de opleiding’ en investeerde met de ‘Edusprong’ heel wat relancemiddelen in het volwassenenonderwijs. Die positieve wind waait alleszins nog niet tot in de Westhoek. Misschien gebeurt dit nog tijdens deze laatste maand van het jaar …

Het Westhoekoverleg trekt bij monde van de 17 burgemeesters aan de alarmbel. Samen met de Provincie werd een motie opgesteld. Die wordt afgeleverd bij het Vlaams Parlement. We schetsen de precaire situatie – zoals ze op vandaag is – maar we suggereren ook oplossingen. De meest voor de hand liggende maatregel is om de parameter bevolkingsdichtheid meer te laten doorwegen. Zo haal je de gemiddelde klasgroottes in de Westhoek naar beneden en kunnen opleidingen toch blijven doorgaan.

Een andere suggestie: snel en flexibel inspelen op de lokale leernoden en het mogelijk maken om kortere moduleopleidingen aan te bieden. Kort op de bal spelen dus en de dialoog aangaan met de ondernemingen. Gelukkig zijn zij vandaag gedreven genoeg om zelf specifieke opleidingen aan te bieden. Maar het zou ook een absolute meerwaarde zijn als de formele opleidingsverstrekkers de middelen kregen om in te spelen op die specifieke leernoden van een bedrijf.

Vanuit de Provincie willen we hier een coördinerende rol opnemen. Vorig jaar werd het Westhoekpunt opgericht. Dat is een neutraal aanspreekpunt dat zal instaan voor het uitbouwen van een netwerk van partners (lokale besturen, onderwijsinstallingen, bedrijven, sociale sector, …), het in kaart brengen van de leernoden, het bundelen van financiering en het stimuleren van de creatie van satellieten. Dat satellietenmodel mikt op een gezamenlijke aanpak (partners, infrastructuur, aanbod).

Het Europees streefcijfer voor levenslang leren ligt op 15%. Dat betekent dat je 15% van je bevolking meekrijgt in dat verhaal. In West-Vlaanderen is dat op vandaag 10,5%. De Westhoek strandt op 8,78%. We kunnen argumenten aanhalen als braindrain en vergrijzing om dat cijfer wat te nuanceren. Ik ga ervan uit dat er in de Westhoek voldoende mensen zijn die actief willen (bij)leren. Die kans moeten ze krijgen. Het is goed leven in de Westhoek. Het is goed wonen in de Westhoek. Ik kan dat beamen. Maar ik zie de slogan ook graag aangevuld met een derde slagzin: Het is goed leren in de Westhoek.