Pesticiden in ons drinkwater: hoe lang nog dweilen met de kraan open?
Vrijdag 10 januari, iets voor 6. Mossin Abbas was net een orgelpunt aan het plaatsen op een hilarische voorstelling op de nieuwjaarsreceptie voor het Poperingse stadspersoneel toen mijn smartwatch melding gaf van een nieuwsbericht van VRT. Nieuwsjunkie als ik ben keek ik toch eens met een half oog. “Drinkwaterbedrijf De Watergroep zal in Diksmuide en in Zillebeke 2 jaar lang drinkwater mogen produceren uit water waar meer resten van een schimmelbestrijder in zitten dan Europa eigenlijk toelaat”, zo opende het artikel.
Dat was toch wel schrikken. Het Vlaams Regeerakkoord stelt dat gebieden waar drinkwater uit oppervlaktewater wordt geproduceerd, beter beschermd moeten worden. Dat de eerste beleidsmaatregel ging bestaan in soepeler pesticidennormen, dat had ik niet zien komen…”
Je zou denken dat in een rijk en welvarend land als Vlaanderen inwoners mogen verwachten dat de overheid waakt over de gezondheid van haar burgers. Dat iedereen toegang zou hebben tot gezond drinkwater, zonder schadelijke chemicaliën. En dat wie verantwoordelijk is voor vervuiling, logischerwijze ook de kosten draagt om het op te ruimen.
De problemen met residu’s van pesticiden bij de Watergroep in Zillebeke en de Blankaart zijn oud nieuws. We weten wellicht allemaal dat ze in het waterproductiecentrum van Zillebeke al jaren gedurende enkele maanden per jaar geen drinkwater kunnen produceren omdat erte veel resten van slakkenkorrels in het oppervlaktewater zitten. Resten die de Watergroep er niet uitgefilterd krijgt.
Via strategische projecten zoals Ijzer en Handzamevallei en het Waterlandschapsproject Robuuste Waterlopen Westhoek heeft het provinciebestuur samen met goedmenende landbouwers al veel inspanningen geleverd om dit probleem op te lossen. De laatste resultaten deze zomer waren enigszins bemoedigend. Al was het toen ook heel erg duidelijk dat er nog een lange weg te gaan is.
Ik begrijp dat minister Brouns moeilijk anders kon dan een uitzondering toestaan. Een hele regio zonder drinkwater zetten was wellicht te draconisch. De tijdelijke norm is strenger dan de referentiewaarde van de Wereldgezondheidsorganisatie en het advies van het Departement Zorg en Gezondheid. Het tegendeel had er natuurlijk nog maar moeten aan ontbreken. En ik hoop vooral dat iedereen de tijdelijke verhoging van de norm ziet als een ultiem noodsignaal! En niet als een excuus om een paar jaar de kop in het zand te steken.
Klinisch bioloog en hoogleraar aan de KU Leuven Katrien Lagrou waarschuwt dat net langdurige blootstelling van lage concentraties van deze pesticiden leidt tot resistentie tegen bepaalde medische behandelingen van schimmelinfecties. Het zou totaal ongepast zijn om dit soort waarschuwingen niet extreem ernstig te nemen.
Het voelt wel behoorlijk wrang dat de gewone Vlaming – u, ik en iedereen bij wie er drinkwater uit de kraan stroomt – opdraait voor de factuur om deze pesticiden uit het drinkwater te verwijderen. De Watergroep – en dus wij allemaal als klant – moet straks investeren in dure en energieverslindende filterinstallaties, terwijl al die kosten niet nodig zouden zijn als er minder pesticiden in het oppervlaktewater terechtkwamen. Volgens de minister moet de Watergroep ook zorgen voor een actieplan om de vervuiling terug te dringen en moeten ze de landbouwers in de streek sensibiliseren die nog zulke schimmelbestrijders gebruiken.
Ik vind het toch wel opmerkelijk dat bijvoorbeeld de aardappelverwerkende industrie niet mee verantwoordelijk wordt gesteld voor dit actieplan en de bijbehorende sensibilisering. De correlatie tussen aardappelteelt en triazolen is toch duidelijk? En het principe dat de vervuiler betaalt is toch vastgelegd in Europese en Vlaamse regelgeving? Waarom dan de factuur doorschuiven naar ons allemaal?
Eerder deze week rapporteerde een grote aardappelverwerker historische hoge winsten. Is het niet stilaan tijd om het debat te openen over de vraag wanneer het agro-industriële complex haar verantwoordelijkheid ten volle zal nemen? Wordt het niet stilaan tijd voor een milieuherstelfonds, gespijsd door de verwerkende industrie? Of blijven we wegkijken van de problemen, om dan geschokt te zijn als er straks een teeltverbod moet worden ingevoerd?
Tot slot. Ik hoop wel dat deze discussie ons sterkt in de overtuiging dat het anders kan. Laten we resoluut kiezen voor een brongerichte aanpak waarbij we het gebruik van pesticiden verlagen en de uitspoeling van residu’s in de waterlopen tegengaan. De afstand tussen de spuitboom en de waterlopen moet omhoog! We moeten ons landschap versterken met bufferstroken en kleine landschapselementen. Door onze natte natuur en meanders meer ruimte te geven, creëren we natuurlijke buffers tegen vervuiling. Dit levert meer dan dubbele winst op: we werken aan klimaatadaptatie, preventie tegen erosie en overstromingen, en natuurontwikkeling.”